zaterdag 29 september 2012

Pasternak

In 1912 liep de Russische dichter Samuil Marshak (1887-1964) voor het eerst door Londen. Hij vraagt aan iemand op straat: ‘Please, what is time?’ Waarop de aangesprokene hem zegt: ‘That’s a philosophical question. Why ask me?’
Ik noem dit heerlijke voorbeeld niet om propaganda te maken voor de invoering van het Esperanto op het middelbaar schoolniveau, noch om u (ook u!) nog eens te wijzen op uw gebrekkige kennis van de Engelse of Russische taal, die bijvoorbeeld geen lidwoorden kent of een woord voor ‘pols’. (Dat laatste heb ik, zodra ik het hoorde, vreemd gevonden. Wat zegt ge als ge uw pols gebroken of verzwikt hebt tegen de dokter?) Ik noemde het voorbeeld om duidelijk te maken dat de mens over één taal beschikt waarmee hij met iedereen kan communiceren: de muziek. Ik bedoel niet het spreken over crescendo of arpeggio’s, ik bedoel ten eerste de muziek an sich, de opeenvolging van klanken, en ten tweede bedoel ik het notenschrift. Oké, dat moet je je even aanleren, maar dat is zo gebeurd. Als je het notenschrift eenmaal kent, en je weet waar de C zit op de piano of de fluit of de viool, dan kun je in principe alle muziek spelen, van waar ook ter wereld.
Zo bezien is het eigenlijk onverklaarbaar dat een multigetalenteerd iemand zoals Boris Pasternak later dichter en romanschrijver werd, en niet componist. Hij leefde van 1890-1960 en groeide op in een kunstzinnig, intellectueel milieu. Zijn vader was portretschilder en kunstdocent te Moskou, zijn moeder (Rosa Kaufman) was pianiste. Over de vloer kwamen mensen als Scriabin en Rachmaninov. Boris begint op 13-jarige leeftijd aan compositielessen bij Joeri Engel en vervolgt die lessen later bij Reinhold Glière. In 1909 besluit hij met componeren te stoppen, hij gaat filosofie studeren en hij gaat gedichten schrijven.
Hij heeft na zijn negentiende jaar nooit meer iets aan de muziek gedaan, zodat we nu maar drie werken van hem kennen: twee preludes uit 1906 en een pianosonate in b klein uit 1909 (delen 1 en 2), die toch zeker niet slecht is.
Gelukkig heeft hij een paar geweldig goede gedichten geschreven. In 1957 verscheen in Italië zijn roman Dokter Zjivago, waarvoor hij in 1958 de Nobelprijs gekregen zou hebben, als hij die prijs niet, onder zware politieke druk, had geweigerd. Die zware politieke druk kwam van het Kremlin, want daar was men niet zo enthousiast over het boek. Pas in 1988 verscheen het boek in het Russisch.

donderdag 27 september 2012

Roslavets

Van Nikolai Roslavets (1881-1944) hoorde ik drie jaar geleden, samen met Alexander Mosolov, voor het eerst in een tijdschrift. Ik weet niet meer welk tijdschrift, misschien is zulke vergeetachtigheid een kwestie van leeftijd, maar dertig jaar geleden kon ik me ook al niet herinneren in welk tijdschrift of welke krant ik een bepaald stuk had gelezen. Reden waarom ik die stukken ook uitknipte, en die stukken stapels gingen vormen, die uiteindelijk tien jaar geleden met de oudpapierman zijn meegegaan.
Ik wist al wel van de verschrikkingen voor sommige componisten en musici in het Rijk der Arrebeiders, vooral in de jaren dertig en veertig, door het boek met de herinneringen van Dmitri Sjostakovitsj. Hij noemt de namen van Roslavets en Mosolov in dat boek niet, veiligheidshalve ongetwijfeld, want hij moet ze gekend hebben. Nog in de jaren zeventig was het not done in de Sovjet Unie om bijvoorbeeld te zeggen: ‘Roslavets was een groot componist.’ Als je dat deed, kon je verwachten dat zijn eerbiedwaardige collegae massaal uitriepen: ‘Zijn composities zijn zo slecht, ze zijn het papier nog niet waard waarop ze zijn opgeschreven!’ Exact hetzelfde dus wat ze over Sjostakovitsj en over Mosolov hadden geroepen.
Roslavets was 20 jaar ouder dan Mosolov, maar ze hadden beiden hun hoogtijdagen in de jaren twintig. Vanaf 1930 werd Roslavets’ muziek onderdrukt (hij werd uit de Componistenbond gezet, zijn muziek mocht nergens meer gespeeld worden etc.), Roslavets verhuisde, zoals zoveel componisten, naar een buitengebied, waar de band van het communisme iets minder knelde (hij ging naar Tashkent, Uzbekistan), hij kreeg in 1939 een hartaanval en nog één in 1944 en toen was hij dood. Direct na zijn dood gingen een aantal van zijn proletarische collegae zijn flatje in, om manuscripten en partituren te vinden en vervolgens te vernietigen, maar die waren voor het grootste deel in veiligheid gebracht.
Roslavets’ muziek is door de pianist Marc-André Hamelin omschreven als ‘Scriabin on acid’. Dat is een wat zwakke uitdrukking: er zitten aanvankelijk wel trekjes in van Scriabin, maar toch niet zoveel. Veel Russen beschreven Roslavets als ‘de Russische Schönberg’ en dat is wat teveel van het goede. Het is de hoogste tijd dat we wat van zijn muziek laten horen.
Hier is allereerst zijn Pianosonate nr. 2 (deel 1 en 2) uit 1916. Dat is allemaal nog een beetje à la Scriabin, zegt u zelf. In de jaren twintig schreef hij zijn Piano Trio nr. 4, waarvan hier de delen II (Allegro vivace) en IV (Allegro risoluto). Hier is hij duidelijk al de Schönberg-kant op aan het gaan. Er tussenin zitten bijvoorbeeld deze Vijf preludes, gecomponeerd van 1919-1922. In 1925 schreef hij dit vioolconcert nr. 1, waarvan ik alleen het prachtige allerlaatste deeltje laat horen. De hele rest vindt u in de rechterkolom van YouTube. Na 1930 ging hij achteruit. Maar in 1935 schreef hij nog deze Kamersymfonie voor 18 spelers (delen 12 en 3, waarvan ik deel 3 het mooist vind).
Het zou nog tot de jaren negentig duren voordat zijn muziek in Rusland gespeeld mocht worden.

woensdag 26 september 2012

Frank Martin

Op de naam Frank Martin (uitspreken niet op z’n Amerikaans maar op z’n Frans s.v.p.) werd ik opmerkzaam gemaakt door een van de mensen die reageerden op mijn stukje over Mosolov. Ik kende die naam niet, ik zocht zijn naam op, vond een Agnus Dei van hem dat me zeer beviel – en zo begonnen twee heerlijke dagen van luisteren naar zijn muziek. Ik herinnerde me vaag een paar van zijn stukken, die ik op de radio gehoord moet hebben.
Op zijn 80ste verjaardag (hij leefde van 1890-1974) werd hij geïnterviewd en zei hij ongeveer: ‘Ik maak gebruik van de twaalftoons techniek die is uitgevonden door Schönberg, maar die techniek gebruik ik niet om de tonaliteit te vernielen.’ Zoals Schönberg deed, bedoelde hij te zeggen. Een componist zegt, zoals elk mens, soms dingen die hij beter niet had kunnen zeggen. ‘Ik probeer de tonaliteit in het atonale te behouden.’ Wat zulke praat waard is, weet ik niet. Gelukkig had ik al veel van zijn stukken beluisterd en prachtig gevonden, want ik weet niet of ik met hem verder gegaan zou zijn als ik dat interview als eerste had beluisterd.
Frank Martin was een Zwitser, die na 1946 een jaar of twintig in Nederland woonde, maar ik heb nooit gehoord van enig contact met een Nederlandse componist of musicus. Aan het eind van de jaren zestig begon hij zich te interesseren voor de popmuziek en schreef hij Poèmes de la mort voor drie mannenstemmen en drie elektrische gitaren. Niet erg geslaagd, hoor ik u denken. Nee, dat vind ik ook. Laten we de gitaararrangementen voortaan maar overlaten aan de popmusici. Maar hij heeft ook deze Petite symphonie concertante geschreven (in 1945) met de vreemde combinatie van harp, piano, clavecimbel (!) en orkest, en dat is een stuk dat me in de jaren zeventig al aangenaam verraste, zonder dat ik de naam van de componist wist.
Hij schreef in 1961 deze Ode à la musique (met tekst van de 14e-eeuwer Guillaume de Machaut), waaruit zijn interesse voor de oude muziek blijkt. Welja, zult u zeggen, maar waar blijft de pianomuziek. Met partituur graag. Wel, in 1947-’48 schreef Martin zijn Huit préludes, hier gespeeld door Lucia Negro (deel 1234 en 5), die hij wijdde aan Dinu Lipatti, een Roemeense pianist/componist die in 1950 op 33-jarige leeftijd zou overlijden aan de leukemie waaraan hij al sinds de oorlog leed. Ik zou wel eens willen weten of er meer componisten zijn geweest die eind jaren veertig zoiets hebben gedaan.

maandag 24 september 2012

Meneer Hageman

- Naam?
- Hoogeboom. Vier o’s, geen n.
- Voornamen?
- Engelbertus Johannes Maria.
- Geboortedatum?
- 24 september 1953.
- Even nakijken of dat klopt... Ja, dat klopt! Meneer Hageman...
- Hoogeboom.
- Neemt u me niet kwalijk. Wij van Sargasso. Bieden u aan. Na precies vier maanden van stukjes. Dat zijn er dus tweeënzestig geweest. En daarom bieden wij u aan. Een vast contract voor het maken van deze stukjes!
- Dat is fijn, meneer!
- Maar!
- Maar wat, meneer?
- Uw onderwerpkeuze!
- Wat is daar mis mee, meneer? Ik kan alleen schrijven over de dingen die me interesseren. Ik heb bijvoorbeeld een paar zeer goede, bijna vergeten componisten uit het interbellum naar voren gehaald. Arapov, Abeliovitsj, Mosolov. Abeliovitsj was mijn grootste vondst, maar Mosolov was de beste componist. En over die dingen schrijf ik als consument, ik ben geen musicus, laat staan een componist. Laat staan een muziektheoreticus. Dus als ik een stuk mooi vind, dan schrijf ik dat dat stuk mooi is. Zoals ik ook sommige schilderijen mooi vind, en andere juist helemaal niet mooi.
- Hmm. Maat wat meer duiding zou toch, meneer Hageman...
- Hoogeboom. Ja maar dat zijn toch alleen maar veel woorden voor Ik vind dit mooi of lelijk. Zo vind ik die dripping paintings van Jackson Pollock zeer lelijk. Daarvan komt er zeker nooit één aan mijn wanden te hangen, al kreeg ik ze gratis. Daar heeft u meteen mijn richtsnoer: wil ik schilderij X uit museum Y aan mijn wand hebben, ja of nee. Wil ik het niet aan mijn wand hebben, zoals het werk van Willem de Kooning of van Andy Warhol, dan noem ik zo’n schilderij lelijk of oninteressant. En op die manier luister ik ook naar muziek. Er is ook veel oninteressante muziek (zoals die van Chrennikhov), maar daar schrijf ik niet over. Ik had trouwens gedacht dat u me wilde feliciteren.
- Feleciteren? Waarmee in godsnaam?

donderdag 20 september 2012

Mosolov

Het kon wel eens zijn dat dit mijn laatste muziekstukje gaat worden. Ik had nog een tip gekregen over Entartete Musik, waarvoor dank, maar daar zitten geen componisten tussen die ik zou willen aanbevelen omdat ze al door duizenden anderen zijn aanbevolen. Ik kénde al die lui ook al, en dan verwacht ik dat u, lezer, ze ook wel zult kennen. Ik heb ook nog gedacht over Lyatoshinsky, wiens naam ik een week geleden ook nog nooit had gehoord en die best aardige muziek gemaakt heeft. Maar niets opzienbarends. Niets dat schrééuwt om aandacht, behalve misschien zijn Ballade, gespeeld door Boris Demenko. Nou ja, ik vind eigenlijk alleen de eerste helft van die ballade mooi, de tweede helft vind ik dat het ontspoort.
Maar ik heb gevonden: Alexander Mosolov (1900-1973). Een geweldige componist, dat wil zeggen van 1923-1929. Hij was natuurlijk lid van de Sovjet Componistenbond, want je wou in die jaren dat je werken ook werden uitgevoerd, dus was je daar lid van. Anders werd je opgepakt: dan was je geen componist maar een hooligan. Dan bedierf je het voor de arbeidersmassa en kreeg je een nekschot of artikel 58 aan je broek.
Mosolov heeft in de zes jaren die ik net noemde zoveel prachtige, innovatieve dingen geschreven – het is bijna onmogelijk om eruit te kiezen. Laat ik maar beginnen met zijn Strijkkwartet no.1 uit 1926 (het AndanteAdagioScherzo en de Finale), een stuk waarop ik onmiddellijk verliefd geworden ben. Het is wel één van de hoogtepunten van de 20ste-eeuwse kamermuziek.
Ach, wat een kutklimaat voor de kunsten was het in de Sovjet Unie! Mosolov vluchtte naar Turkmenistan en Kirgizië om daar tot zijn dood de volksmuziek te bestuderen. Later was er die andere grote componiste, Galina Oestvolskaja, die, om maar geen kans te lopen in de Goelag te belanden, haar muziek jarenlang ongespeeld moest laten.
Van Mosolovs muziek is wel gezegd dat het razende muziek was, geschikt voor de patiënten in een gekkengesticht. Op die manier schreven de recensenten er toen over. Ik verschil met die recensenten van mening. Wat te denken van bijvoorbeeld deze Pianosonate nr. 4 uit 1925, gespeeld door de geweldige pianist Hayk Melikyan, die overigens ook Oestvolskaja op zijn repertoire heeft staan. Of wat te denken van deze Drie miniatuurtjes uit 1927. Of neem zijn Zavod (IJzergieterij).
Men heeft natuurlijk gelijk dat zulke muziek de arbeidersmassa niet naar de zin zal zijn, want de arbeidersmassa wil Vader Abraham en Heintje en Johnny Hoes. Het feitelijk verbieden dat de muziek van Mosolov of Oestvolskaja klonk in de concertzalen heeft de treurigheid van het Sovjet-leven alleen maar verdiept.

Protest!

Iedere zetter weet dat je schreefloze letters en schreefletters hebt. En dat schreefletters het best lezen, niet voor niets hebben alle kranten op deze wereld schreefletters. Daar experimenteren ze ook niet mee (behalve Trouw, geloof ik). New York Times, Washington Post, Telegraaf, NRC, Volkskrant: schreefletters. Tijdschriften: idem dito. Wil je gelezen worden, dan gebruik je schreefletters. Punt uit.
Het vreemde is dat op het internet, naar mijn schatting, ongeveer de helft van de sites in schreefloze letters verschijnt. Rare ontwikkeling, en ook een verkeerde.
Ik wil hiertegen strijden. U zult misschien zeggen: jij bent maar een ouderwetse zetter. Dat bén ik, een ouderwetse vakman. Die het net zo belachlijk vindt om in de jaren zestig nog een gedicht geheel in onderkast en zonder interpunctie te zetten (precíes zoals ze het in de jaren twintig nog zo geheel modern  deden – maar dat was iedereen al vergeten).
Dus. Opmaakredactie van Sargasso. Komt terug van uw dwaalwegen. Zeker van uw dwaalwegen met déze afschuwelijke letter met zijn veel te kleine o’s, a’s, s’en en zijn idiote letter t. Als u dan al een schreefloze letter wilt gebruiken, gebruik dan de Arial of de Verdana. Alstublieft. Voor de estheten onder uw lezers.
Mieter deze letter vandaag nog weg! Mijn achternaam klinkt niet zoals hij moet klinken, maar als Hògebòm in uw letter. Zo wil ik niet klinken.
Wie het hiermee eens is, klappe luid.

Foto: Heeftstijl (Nederlands Webdesign Magazine).

woensdag 19 september 2012

Be nice...

Een paar maanden geleden las ik de Tien Geboden voor Atheïsten, om het zo maar te zeggen, en daar zaten dingen bij zoals: Don’t believe in any God, Don’t worship anything (het was van een Amerikaanse site) en ook zat er dit gebod bij: Be nice to everybody. Wees vriendelijk tegen iedereen. Ik zou daarvan willen maken: Be nice to nearly everybody. Ik leg het uit.
Ik ben een atheïst, geen hippie, ik houd niet van iedereen. Lang niet van iedereen. Er zijn mensen die ik haat, of laten we zeggen, aan wier optreden ik een grote hekel heb of heb gehad. Voorbeelden te over en ook wereldwijd bekend: Stalin, Hitler, Mao, Goebbels, Vader Abraham, Picasso, André Rieu, Muzio Clementi, Boeren die Vrouwen Zoeken op de Publieke Zenders (een programma dat ik nog nooit gezien heb, maar het moet een verschrikking zijn), de gemiddelde recensent in Nederland (die je steeds teveel of te weinig vertelt over een boek, waardoor je nooit de aandrang hebt dat boek ook te gaan kopen), Volendammers, Venloënaren, verzekeringsadviseurs wier derivaten inmiddels wel ‘aan de waslijn van de verbeelding hangen’, het soort dichters dat zulke regels maakt (ik bedoel, van die waslijn van de verbeelding), reaguurders van het afschuwwekkende soort dat je om niets vertelt dat ‘we ons om een mega-eruptie van de Vesuvius voorlopig geen zorgen hoeven te maken’, reaguurders die je zomaar, om niets, vertellen: ‘Wat is dit voor poep?’ en die dus hun domheid tentoonspreiden (want ik schijt niet, ik schrijf) en ook hun opgeblazenheid – ‘dát zal ik ze eens laten weten!’ – en hun enorme gevoel voor humor, want poep!, jaha! (ik zou zeggen, joch, haal je rechtermiddelvinger eens uit je anonieme bilspleet), Andy Warhol, Mark Rutte wanneer hij weer zo verschrikkelijk gaat staan lachen: het is echt geen gezicht, Mark, of Job Cohen die zei dat hij precies op tijd was vertrokken, Jolande Sapsop die het nodig vond om op een avond dat haar partij meer dan gehalveerd was, te vertellen dat het populisme óók was teruggedrongen en dat dat haar vrolijk stemde (hoeveel meer stompzinnige opmerkingen mag iemand bij GroenLinks maken, voordat hem of haar wordt verteld: opstappen nu!, trek de stekker eruit!), de gezamenlijke presidenten van de V.S., van Johnson totaan minimaal Obama, die er ook weinig van terecht brengt. Van Kennedy kun je tenminste nog beweren dat de Hubble telescoop uiteindelijk uit zijn beleid is voortgekomen (?).
Ik bedoel, tegen dat soort mensen ga ik niet vriendelijk zitten doen. Integendeel: die krijgen hun vet. Laat mij dan maar een slechte atheïst zijn.

Foto: Elizabeth de Vaal.

maandag 17 september 2012

Schulhoff, Skorik

Nadat er eergisteren weer een stukje de mist inging (u moet vooral de eerste tien stompzinnige commentaren erbij lezen. Altijd leuk, maar niet heus. Men kent zijn literatuur eenvoudig niet, men heeft geen idee. Het is een barbarij waarin je, maar laat ons maar verdergaan) na dit zondagse festijn van humorloze opgeblazenheid en onbelezenheid (dat gaat meestal samen. Meestal valt het zeer mee in Sargasso, maar soms komen er oerkrachten los in de commentaren. ‘How dreadful they are!’ zei Stephen Fry erover) wil ik u bekend maken, als dat al nodig is, met de muziek van twee componisten wier namen ik een week geleden nog niet kende.
De eerste is Erwin Schulhoff (1894-1942), een Joods-Duitse Tsjech die niets moest hebben van de nazi’s, maar daarentegen veel voelde voor de communisten. Hij heeft een stuk voor bariton en piano geschreven dat Het communistisch manifest heet, en in 1941 keurde Moskou zijn aanvraag om naturalisatie goed, maar de nazi’s pakten hem op en stuurden hem naar het concentratiekamp Wülzburg, waar hij een jaar later stierf aan tbc.
Zo kwam ik niet aan zijn naam. Ik had ergens gelezen van zijn Sonata Erotica uit 1919 (‘waarin een sopraan enkele minuten lang een zorgvuldig genoteerd orgasme faket’) en ik moest meteen denken aan Dada, aan de tomeloze vrijheid in die kringen, en ook aan diezelfde vrijheid die er zo’n vijftig jaar later bij ons ging heersen. Schulhoff hield ook van jazz, van ragtime etc., zoals uit deze Suite dansante en jazz uit 1931 blijkt. Maar zijn mooiste werk (op piano) is, vind ik, toch wel deze Pianosonate no. 1 uit 1924, gespeeld door Kathryn Stott.
De tweede componist waarmee ik u kennis wil laten maken is de in 1938 geboren Oekraïner Miroslav Skorik, die muziek heeft gemaakt waar je recht vrolijk van wordt. Bijvoorbeeld deze Burleska uit 1964 of deze Toccata uit 1978 of deze Prelude en fuga (ik weet niet uit welk jaar), alledrie gespeeld door Roman Repka.
Het is u misschien ook opgevallen: pianisten die iets voorstellen spelen Bach, Mozart, Scarlatti, Beethoven etc. etc., maar ze hebben ook allemaal een speciale componist op hun repertoire staan. Sokolov speelt Arapov. Tutunov speelt Abeliovitsj. Kathryn Stott heeft een cd met werken van Schulhoff gemaakt. Roman Repka speelt Skorik. Dat zijn allevier componisten die een zekere briljantie vergen van de pianist. Ik vind dat een aardige gewoonte: zo houden ze de muziekgeschiedenis levend.

zaterdag 15 september 2012

Nieuwe gevaren

‘We worden OMRINGD door de grootste verschrikkingen uit onze historie! Tweede Wereldoorlog? Ha! Nee jongen, we krijgen het vanuit het noorden, het westen en het zuidoosten, en we kunnen ons niet verdedigen. De Europese Unie, die zo goed was begonnen, weet je dat nog? Prachtige tijd was dat. Geweldig! Ik weet nog dat premier Spaak daar rondliep en de hele boel regelde, maar meneer Spaak kon ook niet weten wat ons nu te wachten staat.
Ik had natuurlijk een Anti Eruptie Partij moeten oprichten, met als verkiezingsslogan: ‘Wacht u, heren!’ Maar daar is het, ook door drukke werkzaamheden aan mijn balkon, niet van gekomen. En trouwens, wie van de concurrerende lijsttrekkers, zoals Diederik Samsom – waarom heet hij niet gewoon Samson? – of Mark Wilders of Jolande Sapsop of Geert Rutte, zou je daarmee overtuigen? Ze hebben allemaal GEEN IDEE. Een beetje knoeien aan de pensioenen en aan de AOW-leeftijd, meer kunnen ze niet, want ze weten niet wat er aan zit te komen. En dat weet MEVROUW MERKEL ook niet! Keine Ahnung heeft ze van de ijzingwekkende omstandigheden.
Ik heb het niet over Griekenland, Italië, Spanje, Portugal, Ierland, Frankrijk, Cyprus, Slovenië, Hongarije, Roemenië en noem de hele rest maar op, financieel. Ik heb het, MENSEN!, over de toekomst van ons allemaal, Europeanen. En ook de DIEREN zullen niet ontkomen, mevrouw Thieme! Ik begrijp dat u uw interruptie al wilde plaatsen, dat is niet nodig. We gaan er met z’n allen aan. Punt.
Wat is er gaande. Ik weet dat u over toxoplasma zult beginnen, en ik bén inderdaad nooit hoopvol geweest, maar dit is geen tijd om over chemie te debatteren. De WERKELIJKHEID des daags, dat is waar het me om gaat. De tijd van het onschuldige Blue River is over. De tijd is ook over voor de belangrijkste kunstenaars zoals Paul Noble, dames en heren! Wat is er gaande.
In het zuidoosten is in deAegeïsche Zee een eiland, Santorini, dat dreigt te exploderen. In het noorden is dat de Hekla-vulkaan op IJsland, en dat zal meer ongemak opleveren dan wat gestoord vliegverkeer. In het westen is op de Canarische Eilanden iets bezig waar u zich nog geen voorstelling van kunt maken, maar weervoorspellers zeggen ons dat de tsunami die daarop zal volgen enorme IMPLICATIES zal hebben voor de oostkust van Noord-Amerika, en voor de WESTKUST van Europa (door de terugspoeling van het zeewater!).
Bereidt u zich dus voor! En dan bedoel ik niet: koopt u een snorkel. Dan bedoel ik: neemt u maatregelen om ONMIDDELLIJK uit de gevarendriehoek Den Helder–Antwerpen–Utrecht te vertrekken en elders uw onderdak te vinden. Mijn berekeningen (gecontroleerd door het CPB) wijzen uit dat u het beste kunt vertrekken naar: a) de provincie Drenthe of b) de Veluwe. En dan zou ik u daar een aardige flat aanbevelen, die u trouwens ook in onze laatste nieuwjaarsfolder zult tegenkomen. Graag!’

donderdag 13 september 2012

Alexander Tutunov

Wanneer de pianist Alexander Tutunov geboren is, ik zou het niet weten. Ik schat zo’n 40 jaar geleden. Waar hij precies geboren is, weet ik ook niet. Het moet wel in Wit-Rusland zijn geweest. Veel meer kan ook zijn biografie ons niet vertellen, ja, dat hij tegenwoordig in Oregon (V.S.) zetelt. Komt hij uit een muzikaal milieu, was zijn vader bijvoorbeeld cellist, zijn moeder pianiste? Is hij getrouwd, zijn er al kleine Tutunovjes, of hoe zit dat? Vragen te over dus, waarop Google de antwoorden ook niet heeft. Of ik moet slecht gezocht hebben, dat kan natuurlijk altijd, want ik ben een lui mens.
Schakelen we door naar Tutunovs repertoire, dan vragen wij ons ook verschillende dingen af. Van Scarlatti heeft hij enkele, niet genoemde, sonates op zijn repertoire staan. Is daar ook K.141 bij, zijn mooiste sonate? Een groot Bach-vertolker zal hij niet zijn: BWV 911 en de Goldberg Variaties ontbreken. Verder geen verrassingen, op twee na. Er zullen weinig pianisten zijn die werken van Rodion Shchedrin op hun repertoire hebben staan. En Lev Abeliovitsj, naar wie ik al op zoek was. Dat speelt Tutunov als enige pianist ter wereld.
Wat hebben we dus? Van een vergeten, totaal onbekende componist (Vilnius 1912 - Minsk 1985. In 1939 vluchtte hij voor de Duitsers, van Warschau naar Wit-Rusland, maar door het Sovjet anti-semitisme wordt zijn naam niet eens genoemd in de muziekboeken) wordt het pianowerk alleen nog gespeeld door één pianist, van wie wij ook bijna niets weten. En toch was Abeliovitsj een groot componist, en is Alexander Tutunov een goed pianist.
Dat kunnen we als volgt controleren. Ik had deze Vijf stukken voor piano al laten horen. Die ‘unknown performer’ mag Alexander Tutunov zijn. Deze Aria voor viool en orkest uit 1973 werd opgenomen door het Kamerorkest van Minsk. Verder ben ik zo vrij geweest eens te gaan neuzen in het YouTube-account van Fyrexianoff, altijd een goed adres. Daar vond ik nog dit Pianoconcert in E klein uit 1976, dat werd opgevoerd door Alexander Tutunov en een orkest uit Oregon, ik weet de naam niet van dat orkest. En ik vond daar Abeliovitsj’ Fresco’s, Boek I, deel I en deel II uit 1965, gespeeld door Tutunov. Met de partituur erbij, zodat we Monsieur Tutunoff goed kunnen volgen.
En dat is alles wat ik heb kunnen vinden op de computer, van Abeliovitsj. Er zijn nog wel wat LP’s en CD’s in omloop, van de merken Altarus en Melodiya, maar daar ben ik te arm voor. U kunt nog wel wat korte stukjes luisteren hier.

dinsdag 11 september 2012

Nuttige commentaren

Zetter haal die typo’s eruit,’ schreef terecht een lezer van het vorige stukje dat onder meer over zetten ging. Ik kwam net uit mijn middagtukje toen hij dat schreef en ik verbeterde de twee fouten direct, mezelf vervloekend (‘Waarom moet dit mij nu weer gebeuren?!’ klaagde de ene hersenhelft die nog niet helemaal wakker was. De andere, wakkerder, hersenhelft riposteerde: ‘Omdat je niet hebt opgelet, luldrie!’).
Dat tukje was trouwens nodig: ik had van zondag op maandag een nacht doorgehaald. Na de mooie tenniswedstrijd tussen Williams en Azarenka – de beste vrouwenfinale die ik in jaren heb gezien – was het half twee en ik voelde wel aan dat ik niet zou kunnen slapen. Ik ga dan ook niet naar bed om daar te gaan liggen woelen. Ik zet koffie, maak een broodje oude kaas. Wat te doen? Want je moet je tijd nuttig besteden. Normaal pak ik een boek, of ik pak een schaakopening, bijvoorbeeld het Koningsindisch met g3, een ontzettend saaie opening en dan probeer ik zetten voor zwart te vinden die het een beetje avontuurlijker kunnen maken. Die zetten controleer ik dan later op de computer.
Maar deze nacht moest ik terugdenken aan een commentaar op een eerder stuk: een schrijver raadde me aan eens naar Grigory Sokolov te luisteren. Ik zette mijn koptelefoon op, ging eerst naar deze site en beluisterde wat Bachjes en stukken van Rameau. Ik kende ‘La poule’ bijvoorbeeld nog niet, maar was al na één keer verliefd op dat stuk en op de speler ervan. Het is bijna nog mooier dan Martha Argerichs  Sonate K 141 van Domenico Scarlatti. Sokolov zou een goed Bach-vertolker zijn, volgens dat commentaar. Ik houd dat nog even in beraad, want ik vind hem Bach wat te snel spelen. Zijn versie van de Goldberg Variaties vind ik bijvoorbeeld al mis gaan direct na de openingsaria. Die openingsaria zelf vind ik trouwens ook te snel. Dus hij komt niet op de eerste plaats, bij mij. Ik hoop dat Fan-Ya Lin nog eens de Kunst der Füge, het Wohltemperiertes Klavier en de Goldberg Variaties zal opnemen. Dat zal ze ongetwijfeld poëtisch doen, ik hoop dat ik het nog mag horen.
Sokolov had ook een paar pianostukken van Boris Arapov opgenomen, waaronder deze prachtige en ook zeer moeilijke pianosonate nr. 5 (De profundis). Een geweldig goede componist, van wie ik nog nooit gehoord had. En daarna – het was al vroeg in de ochtend – ging ik nog even luisteren naar Maria Yudina. Ik had een goede nacht gehad.

zondag 9 september 2012

Twee jongens

Er waren eens (in de jaren zeventig) twee jongens die allebei zetter werden. Ze hadden voor dat vak nooit gestudeerd, ze wisten er eigenlijk niets van af, ze wisten het verschil tussen een schreefletter en een schreefloze letter niet, want ze wisten niet eens wat een schreef was. Het is altijd handig als je zulke dingen leert op een Grafische School, maar die school hadden de twee nooit bezocht. Ze moesten het vak werkenderwijs onder de knie zien te krijgen. Hoe? Door erover te lezen, bijvoorbeeld. Zo kochten ze het prachtige boek The Typefinder en ook andere typografische standaardwerken, en werden ze na een paar jaar gewaardeerde zetters.
Laat ons die twee jongens B en H noemen. H was meer het precieze type, zo heeft hij een kerning-probleem voor een bepaalde zetmachine eens opgelost, daar de (Amerikaanse) fabrikant van op de hoogte gesteld, die vervolgens de machines aanpaste. Zo ging dat toen nog, dames en heren: je schreef een brief met je bevindingen, je eindigde die brief met ‘Misschien kunt u uw technici daar eens naar laten kijken’ – en dan keken die technici daar ook naar. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer: alles wordt in China gemaakt, door undergraduates. Zo goedkoop mogelijk.
B daarentegen was eigenlijk niet zo in dat zetten geïnteresseerd. Hij verdiende er zijn geld mee, natuurlijk, maar zijn eigenlijke interesse zat in het schrijven, het beluisteren van muziek en, het spijt me dat ik het hier vertel, het drinken van lekkere drankjes zoals port of baco’s, of laat ons nu meteen maar eerlijk zijn: port en baco’s. Wat hij op een avond naar binnen kon brengen, geloofde niemand in Den Haag, anders zouden ze een drooglegging hebben afgekondigd. En ’s ochtends weer op tijd als zetter werkzaam, uiteraard.
Hij (B) schreef (op de typemachines die hij helaas inmiddels met de vuilnis heeft meegegeven) dag in dag uit brieven, zoals hij later dag in dag uit blogde en mailde. Zo herinner ik me dat B eens van zijn fiets was gevallen, na een avond van baco’s, en een gebroken sleutelbeen had opgelopen. Hij kwam thuis en tikte toen een brief aan een vriendin die haar pols een paar weken eerder had gebroken, vol van de wederwaardigste details over een lichtgrijze Volkswagen die hem gesneden zou hebben, en die was doorgereden na zijn val. ‘Zijn kenteken was: ZP-62 en nog twee letters, die ik niet onthouden heb.’
Wat de muziek aangaat, is B nu vooral geïnteresseerd in Lev Abeliovich (1912-1985), van wie hij wel iets heeft kunnen vinden, maar niet veel meer. Een interessante componist lijkt het hem, hij lijkt een beetje op Sjostakovitsj, via wie hij ook op hem gekomen is.
H leeft niet meer, hij is een kalme dood gestorven. B leeft nog wel, met gebreken, maar hij leeft nog.

vrijdag 7 september 2012

Verliefd

Ik heb de afgelopen dagen niets gedaan dat voor u van belang kan zijn, ik zal u vertellen wat ik gedaan heb. Op de foto ziet u de vrouw op wie ik tamelijk verliefd ben geworden, haar naam is alleen bekend aan de kenners, ze leefde van 1924-1993, ze stierf in het harnas, toen ze in San Francisco tijdens het spelen van Sjostakovitsj’ 24 Preludes en Fuga’s een beroerte kreeg. Dat wil zeggen, ze stierf negen dagen later.
Haar naam was Tatiana Nikolayeva en ze was onder Stalin en onder zijn opvolgers een zeer beroemd pianiste en componiste. Ze bezocht in Leipzig, in 1950, een concert ter ere van de 200 jaar oude dood van J.S. Bach. Daar ontmoette ze ook Sjostakovitsj, met wie ze direct bevriend was. Sjostakovitsj werkte toen aan zijn 24 Preludes en Fuga’s en gaf haar bij die gelegenheid of enige tijd later (dat ben ik niet te weten gekomen) de enig bestaande partituur van zijn eerste Prelude. Hij wist dat hij haar kon vertrouwen en dat zij zijn stukken zou gaan spelen. Dat deed ze ook, en grandioos goed. Ik ken althans geen pianist die Sjostakovitsj beter heeft gespeeld dan zij.
Zo heb ik haar niet ontmoet. Ik kende haar werk eergisterenochtend nog niet, schaam ik me te bekennen. Toen zag ik op YouTube een uitvoering van de Goldberg Variaties van die mevrouw, ik dacht: laat ik daar eens naar luisteren. Ik sloeg achterover van verbazing. Zo verschrikkelijk goed gespeeld! Ik mailde meteen mijn vriend Jan Kroeze, schilder te Velsen: hier moet je eens naar luisteren!!!
Nikolayeva heeft een zeer speciale touch, die wat lijkt, hier en daar, op die van Glenn Gould, maar die toch weer iets heel anders heeft, ik weet het niet te omschrijven. Luister maar eens naar deze Ricercare uit Bachs Musikalisches Opfer. Of luister eens naar deze Allemande uit Bachs 4de Partita. Toen ik haar Bachjes had ontdekt, googlede ik wat verder, ontdekte ik haar Sjostakovitsj-uitvoeringen, maar ook haar geweldige uitvoeringen van bijvoorbeeld Schubert en Beethoven.
Het is alsof je zomaar Sviatoslav Richter ontdekt, of Glenn Gould. Je hebt nog nooit van ze gehoord en daar staan ze voor je en ze spelen piano, ze spelen Bach. Ik kan me nog het pure plezier herinneren dat ik in de jaren zeventig had toen ik Gould voor het eerst hoorde. Datzelfde plezier heb ik nu met Nikolayeva. Wat een pianiste!
Als u nog eens pianisten wilt ontdekken, abonneert u zich dan op het YouTube-account van Gullivior. Ik wil wedden dat u daar pianisten tegenkomt waar u nog nooit van gehoord heeft. Maar of ze zo goed zullen zijn als Nikolayeva...?

P.S. Een opmerkelijk fantastische uitvoering van het Magnificat van Arvo Pärt door The Tallis Scholars begint in deze video op 6:40.

woensdag 5 september 2012

BWV 911

Wat doet een tamelijk zieke, 59-jarige nog op een dag? Wel, hij zit niet te luisteren naar zijn hartritmestoornissen, die laat hij voorbij gaan. Vanochtend bijvoorbeeld had ik gewoon zin in BWV 911 van Bach, dat is een toccata in C klein. Die is door vele pianisten en ook door vele clavecimbelspelers gespeeld.
Ik wil de clavecimbelliefhebbers hier niet tekort doen, maar als Bach uit zijn graf zou opstaan, zou hij zeggen: geef mij de piano maar! Hij zou ook zeggen, bij bijvoorbeeld een opvoering van zijn Hohe Messe, zoals die van de week op Cultura werd getoond: die hobo’s van tegenwoordig, die klinken toch een stuk beter, hè! Dan moet je hem uitleggen dat het een Festival van Oude Muziek was, et cetera. (Ik dacht altijd dat Oude Muziek van de 11e, 12e, 13e eeuw was. Maar Bach is dus Oude Muziek, volgens het festival.) Dat koor zong het Sanctus trouwens wel verdraaid goed, en dat was volgens mij het moeilijkste deel van die mis.
(Heeft u dat ook? Dat je brandend verlangt naar een mooi gezicht onder de koorleden. Brandend. Meestal zijn er twee of drie koorleden, die je wel zou willen spréken! Mannelijke of vrouwelijke, dat maakt me niet uit. Met The Tallis Scholars zou ik wel met elk lid bevriend willen zijn, ook met die jongen wiens tanden niet helemaal op een rij staan – hij zingt zo prachtig de baritonpartij.)
BWV 911 is een stuk dat tamelijk langzaam begint, dan een stukje zeer langzaam doorgaat en dán explodeert. Roze, lichtroze en dan paars. Het duurt een minuut of tien, elf. Hiiragi Riu, een Japanse pianiste, denkt dat het wel in 9 minuten kan, en dat kan ook, je kunt een stuk van Bach ook in 3 minuten afraffelen, maar daar wordt het niet mooier van. Fan-Ya Lin kent u nog niet. Dat is een 22- of 23-jarige pianiste, ze is van Taiwanese oorsprong, maar woont nu in Amerika. Ze wordt een wereldster, let u maar op. Zelfs in deze akoestisch belachelijke opname krijg je bijna rillingen van poëzie van haar spel.
Of Sviatoslav Richter, een van mijn lievelingspianisten, BWV 911 heeft opgenomen, weet ik niet. Hij heeft wel een paar andere toccata’s van Bach opgenomen. Van deze opname van Vladimir Horowitz word ik niet opgewonden, weer zijn er tien minuten van me weggegleden zonder dat er iets geschiedde. Nee, geef mij dan maar deze opname uit 1961 van Samuel Feinberg.
Friedrich Gulda is een pianist die mij nooit heeft weten te bekoren, zo speelt hij op ongeveer 3:30 eerst een stukje normaal en dan hetzelfde stukje zachtjes, zoals een leermeester het voordoet aan zijn leerlingen. Dat moet niet, naar mijn smaak. Hij moet wel een goed leermeester zijn geweest, één van zijn leerlingen was Martha Argerich, aan wier spel je kunt horen dat deze toccata bedoeld was voor het clavecimbel. Ze is een van mijn favorieten.
We hebben tot nu toe verschillende mooie versies gehoord en ook een paar minder mooie. Er zijn er nog veel meer (bijvoorbeeld van Marcelle Meyer, Daniel Áñez, verschillende Japanners,  verschillende Russen), maar die kunt u zelf wel opzoeken. Hier is mijn lievelingsversie, van Glenn Gould. BWV 911 begint op 11:50. Daar gebeurt iets. Roze, lichtroze, paars.

maandag 3 september 2012

Optreden

In mijn stukje van eergisteren stonden deze regels: ‘Tsjechoslowakije werd overvallen door de Russen, zonder dat wij er iets tegen deden (wij gooiden liever bommen op Vietnam, maar wij hadden natuurlijk tegen de Russen moeten zeggen: trek je binnen 24 uur terug, anders ben je Moskou en St. Petersburg kwijt.’
In de commentaren werd gezegd dat we dat zeker niet hadden moeten zeggen, hoezeer het ook in het belang van de Tsjechen zou zijn geweest. Dit was het riskeren van een atoomoorlog, een derde wereldoorlog, enzovoorts, kortom: de afgeknepen reacties zoals je ze kunt verwachten als je in een Westers blad schrijft.
Ik had in de commentaren ongeveer dit geschreven. Regel 1 in het handvest van de NAVO had moeten luiden: ‘Ga niet te ver, lieve vrienden uit Rusland, want anders treden wij op. Wij hebben dat eerder gedaan, nog vóór wij NAVO werden genoemd (wij werden toen ‘de geallieerden’ genoemd), in Nagasaki en Hiroshima, en u kent de gevolgen.’ Ik zou nu daaraan regel 2 willen toevoegen: ‘Ons optreden zou een kernoorlog kunnen opleveren (een oorlog die wij zullen winnen), maar wat moet dat moet.’ Geen doekjes erom winden, maar duidelijke taal gebruiken. Het zou gunstige gevolgen hebben gehad voor Polen, Oost-Duitsland, Hongarije, Tsjechoslowakije, Estland, Letland en noem al die landen maar op, die nu eerst nog 40 jaar lang bezet zijn geweest.
Regel 3 van dat handvest: ‘En ook wij zullen niet te ver gaan.’ Want dat moet je er natuurlijk wel bij zeggen, en dat zou goede gevolgen hebben gehad voor, zeg, Vietnam, Grenada of het Midden-Oosten. Als je tenminste eerlijke politici zou hebben gehad, maar daar moest je in 1949, bij de oprichting van de NAVO, nog wel van uitgaan. De etters zaten in Rusland en later ook in China (heeft u dat ooit begrepen, dat sommige Westerlingen een maoïstische partij begonnen?).
U zult al wel begrepen hebben dat ik geen handtekening heb gezet onder de oproep van het ‘Komitee Kruisraketten Nee’, maar dat ik wel een handtekening had willen zetten onder een oproep van een ‘Comité SS20 Nee’. Ik had veel liever een kruisraket in mijn tuin dan een Rus in mijn keuken. Ik weet nog dat ik me ernstige zorgen maakte in het begin van de jaren tachtig, over het gemak van de Nederlanders die protesteerden en over het gelach in het Kremlin.
Tegenwoordig zit de vijand binnen de grenzen: de beurs en de banken. Ik heb mijn hele leven op de PvdA gestemd en ik zou willen dat mijn partij nu eens zou voorstellen de beurs en de banken te nationaliseren. Dus niet dromen en verdiepen, heren, maar optreden.

zaterdag 1 september 2012

1968

In 1968 was het – 1968 was het jaar waarin de Mammoetwet in werking trad, de Fabeltjeskrant voor het eerst op de televisie verscheen, Tsjechoslowakije werd overvallen door de Russen, zonder dat wij er iets tegen deden (wij gooiden liever bommen op Vietnam, maar wij hadden natuurlijk tegen de Russen moeten zeggen: trek je binnen 24 uur terug, anders ben je Moskou en Sint Petersburg kwijt), het was ook het jaar waarin Neal Cassady en Joeri Gagarin overleden, Marcel Duchamp stierf ook in dat jaar, maar gelukkig stierf ook Lou de Palingboer – in 1968 was het dat ik mijn vader vroeg: ‘Mag ik straks studeren?’ Het was nog lang niet zo ver, want ik was nog maar 15 jaar oud, maar je kon er niet vroeg genoeg bij zijn, vond ik. ‘Wat wil je dan gaan studeren?’ vroeg hij. ‘Nederlands,’ zei ik. ‘Maar dat spreek je al!’ Het leek hem verspilde moeite. Later heb ik hem nog geprobeerd over te halen met ‘Geschiedenis’, maar ook dat haalde niets uit: geschiedenis hoefde helemaal niet bestudeerd te worden, dat kon je wel in je avonduren doen.
Ik moest maar aan het werk gaan als ik achttien was, en geld verdienen en dan kon ik altijd nog gaan studeren, want dan betaalde ik het allemaal zelf. Ik was thuis de oudste van negen kinderen, dus dat kon ik wel begrijpen: mijn vader was een zelfstandig loodgieter, hij zou arm geworden zijn als alle negen kinderen gestudeerd zouden hebben.
Als oudste kind moest je alles nog bevechten. Zo was dat toen nu eenmaal. Naar de kroeg gaan en later dan om 11 uur thuiskomen, was er niet bij. Ik deed dat soort dingen toch, natuurlijk, zeker nadat ‘mijn gehele toekomst verpest’ was omdat ik niet mocht studeren aan een universiteit. Op de middelbare school besloot ik ook niets meer te doen: ik las alle boeken die ertoe deden, maar dat waren niet de boeken waar je iets aan had op school. Ik bleef dus een jaar zitten in de vierde klas van de HBS-A: ik kreeg achten en negens voor de talen, maar vieren en vijven voor vakken als Boekhouden en Rechts- en Wetskennis. Huiswerk deed ik niet meer.
Hoe ik uiteindelijk mijn eindexamen heb gehaald, weet ik niet meer. Voor de talen had ik automatisch achten en negens, daar deed ik ook helemaal mijn best niet voor. Ik had uiteraard de boeken gelezen die gelezen moesten worden (met in de marge geschreven opmerkingen zoals Flauwekul!, Grote onzin! en heel soms, zoals in mijn uitgave van Nabokovs The gift, ook Dit klopt!). Hoe het met die andere vakken gegaan is – waarvoor ik de vier weken vóór het eindexamen zo ongeveer nog wat had geleerd – bevindt zich buiten mijn geheugen.
Het was in die tijd nog de gewoonte dat ouders zich niet met de opleiding van hun tieners bemoeiden. Mijn ouders zijn nooit naar de middelbare school geweest om eens van een leraar te horen hoe ik het deed. (Je had toen ook nog niet de idiotie van mentoren etc., die bureaucratie is pas later in zwang gekomen.) We rooiden het zelf wel.
Later ben ik, via wat omwegen, zetter geworden in een paar drukkerijen. Daar was ik vrij goed in, in dat vak. En ik ben gewoon blijven doorlezen, natuurlijk. Ik heb een goed leven gehad.